Een intermediale lezing van Pëtr Sergeevič Gresserovs Ot trojki do samolëta – Anna Namestnikov

Anna Namestnikov behaalde in 2020 haar master Oost-Europese talen en culturen (Russisch-BKS). Voor haar masterproef verdiepte ze zich in de autobiografische roman Ot trojki do samolëta (1970-1977) van Pëtr Gresserov, meer bepaald in de veelvuldige verwijzingen naar kunst en literatuur in het werk.

Po staroj pamjati. Een intermediale lezing van Pëtr Sergeevič Gresserovs Ot trojki do samolëta

 

Tijdens mijn studie Oost-Europese talen en culturen ontwikkelde ik een grote belangstelling voor de Russische emigratiecultuur. Zo kwam ik bij het nagenoeg onbekende oeuvre van de Witte eerstegolfemigrant Pëtr Sergeevič Gresserov (1894-1981), die na de Russische revoluties van 1917 terechtkwam in Ljubljana, alwaar hij uitgroeide tot bekende balletdanser en choreograaf. Voor mijn masterproef onderzocht ik Gresserovs nooit eerder bestudeerde autobiografische roman Ot trojki do samolëta (1970-1977). De roman verhaalt het leven van P. S. Gardenin, een artistieke jongeman, die opgroeit in prerevolutionair Rusland en zich na 1917 aansluit bij het Witte Leger.

 Voor mijn onderzoek heb ik de veelvuldige verwijzingen naar kunst en literatuur in Ot trojki do samolëta uitgelicht en geanalyseerd. Mij interesseerde hierin vooral Gresserovs houding tegenover de prerevolutionaire Russische kunst en cultuur. Binnen de emigratiestudies heerst namelijk het algemeen aanvaard idee dat de Russische emigratiecultuur van het Interbellum (1919-1939) preservationistisch was. Dit betekent dat Russische eerstegolfemigranten vasthielden aan de culturele tradities en waarden van prerevolutionair Rusland, die ze zagen als een essentieel deel van hun identiteit. Hierin speelden de prerevolutionaire kunst en literatuur een belangrijke rol. Ik wilde met mijn onderzoek dus blootleggen hoe kunst functioneert in het autobiografische Ot trojki do samolëta met de verwachting dat dit inzicht zou geven in Gresserovs houding tegenover de prerevolutionaire Russische cultuur.

In mijn onderzoek heb ik gewerkt met het concept van de intermedialiteit, een uitbreiding op intertekstualiteit. Dit stelde mij in staat alle verwijzingen naar kunst (literatuur, maar ook opera, schilderkunst, theater, dans, architectuur) in één overkoepelend intermediaal leesmodel te gieten. Om tot dit leesmodel te komen ben ik inductief te werk gegaan en heb ik door middel van close reading recurrenties qua vorm en inhoud blootgelegd. Vervolgens heb ik de resultaten van de vorm- en inhoudsanalyse in het licht van de ontstaanscontext van Ot trojki do samolëta geplaatst om te kijken hoe Gresserov en zijn roman passen binnen de emigratieliteratuur.

De analyse van de intermediale verwijzingen in Ot trojki do samolëta hebben tot twee interessante bevindingen geleid. Ten eerste heeft het systematiseren van de verwijzingen aangetoond dat de roman kan worden geclassificeerd als een émigré künstlerroman: een genre binnen de Russische emigratieliteratuur gericht op het preserveren van de traditionele waarden uit de prerevolutionaire Russische maatschappij, die geen plaats meer kregen in de Sovjet-Unie (cf. Lada Panova).

Ten tweede heeft de analyse van de intermediale verwijzingen het grondidee van de roman blootgelegd, namelijk dat de 19de eeuw het hoogtepunt van de Russische beschaving was (dit op vlak van kunst en cultuur, maar ook politiek en ethisch) en dat het na de omwenteling van 1917 aan de erfgenamen van die traditie is om die kunst en cultuur te preserveren. Daarbij heeft Gresserov als auteur het grondidee van zijn eigen roman uitgevoerd: met Ot trojki do samolëta heeft hij zich gepositioneerd als erfgenaam van de prerevolutionaire Russische cultuur en heeft zijn persoonlijke autobiografie verwerkt in een tijdsdocument over de wereld voor 1917. Zo is de roman een cultuurobject geworden, dat de kunst, cultuur en maatschappij van prerevolutionair Rusland toont en in zich draagt.