Religieuze tolerantie en Joegoslavische natievorming tijdens het interbellum – invulling, mogelijkheden en beperkingen in het onderwijs

Pieter Troch (Universiteit Gent)

In deze presentatie bestudeer ik de specifieke relatie tussen religie en nationalisme in de Joegoslavische natievormingpolitiek ten tijde van het Eerste Joegoslavië (1918-1941). Het Joegoslavische Koninkrijk garandeerde haar inwoners absolute religieuze vrijheid en gelijkheid en trachtte de invloed van religieuze instellingen op het politieke en culturele leven in te dammen. Net zoals in andere moderne natiestaten gebeurde dit niet zonder weerstand, zoals duidelijk blijkt uit de vele controverses tussen de staatsautoriteiten en religieuze instellingen omtrent de Joegoslavische onderwijspolitiek. Wat de Joegoslavische casus bijzonder maakt, is dat in dergelijke discussies ook de relatie tussen nationale identiteit en religie in onderwijs geproblematiseerd werd. Eerst zal ik toelichten op welke manier de Joegoslavische staat trachtte om religieuze tolerantie te verankeren in het Joegoslavische onderwijssysteem. Hierbij werd niet zozeer uitgegaan van een interpretatiemodel waarbij religie als irrelevant werd beschouwd voor nationale identiteit, maar precies andersom, als een fundamenteel onderdeel van de Joegoslavische nationale identiteit. Religieuze instellingen en figuren werden in de regel beschouwd als nationale instellingen, ‘beschermers’ van de ware nationale identiteit. Zoals vervolgens zal blijken uit een overzicht van de controverse omtrent de ‘aanstelling’ van de Servisch Orthodoxe Heilige Sava als Joegoslavische nationale patroonheilige voor het onderwijs, was het vooral die sterke link tussen Servische Orthodoxie en de Joegoslavische nationale identiteit die op weerstand stuitte bij vertegenwoordigers van de Katholieke Kerk en de Islamgemeenschap, en niet zozeer de idee van Joegoslavische nationale eenheid of religieuze tolerantie op zich. Op die manier droeg de Joegoslavische onderwijspolitiek bij tot de aaneenkoppeling van religie en nationale identiteit, echter niet op het Joegoslavische niveau, maar op het niveau van de drie belangrijkste religieuze gemeenschappen in Joegoslavië.