Raymond Detrez (Universiteit Gent)
De cultuurhistorische ontwikkeling in Zuidoost-Europa werd tot het einde van de achttiende eeuw gekenmerkt door convergentie. Het uitvoerigst bestudeerde aspect van deze culturele convergentie is de Balkan talenbond. Naar het model van deze talenbond kan, althans op het niveau van de volkscultuur, ook een Balkan ‘cultuurbond’ worden geconcipieerd. Op het niveau van de hoogcultuur moet een onderscheid gemaakt worden tussen de diverse religieuze gemeenschappen. De orthodoxe
christenen vormden tegen het einde van de achttiende eeuw binnen het Osmaanse Rijk een hechte en tamelijk homogene gemeenschap. Wij hebben geprobeerd om deze gemeenschap te beschrijven in termen van een (supra-etnische) proto-natie (A. Smith, E. Hobsbawm) met een eigen naam, territorium, instellingen, taal, religie, cultuur enzovoort.
De aanname van het bestaan van een dergelijke gemeenschap maakt het mogelijk bepaalde culturele, met name literaire fenomenen adequater te beschrijven. Ze gaat ook in tegen een primordialistisch begrip van de natie doordat ze de religieuze en niet de etnische of nationale gemeenschap vooropstelt als het collectief waaraan het individu ‘supreme loyalty’ (H. Kohn) meent verschuldigd te zijn. Bepaalde etnocentrische en mythologiserende interpretaties van de geschiedenis kunnen aan de hand van de ‘orthodoxe cultuurgemeenschap’ zoals die vóór de negentiende eeuw bestond in twijfel worden getrokken.