Maria Alesina (Universiteit Gent)
The pre-revolutionary Russian fashion press remains a field neglected by scholars and thus marked by two persistent stereotypes: the assumed triviality of the content of such magazines and the idea that they were created and developed by a couple of well-known male publishers. In my lecture, I want to present the counterarguments to both of these assumptions. After a brief overview of a 90-years-long history of women editing fashion magazines in the nineteenth and early twentieth centuries, I will zoom onto the particular case of Modnyi magazin (1862-1883) that was published and edited by Sofia Rekhnevskaia-Mei. Firstly, I will cover the contribution of this magazine and its editor to the development of the Russian fashion press and its transnational connections. Secondly, I will focus on Modnyi magazin’s agenda on promoting the so called woman question and demonstrate how Rekhnevskaia-Mei turned her fashion publication into a platform for supporting women’s rights. I will outline a range of emancipation-related issues that were covered in the pages of Modnyi magazin and discuss its particular focus on the pro-women’s philanthropy, which, according to Richard Stites, signified the beginning of feminism in Russia.
Atdhe Hetemi (Universiteit Gent)
The 1960s will remain in history as times of momentous changes that occurred both on the global and local level. The student movements of the 1960s are considered as revolutionary acts aiming to create a better world. Unlike in the United States and Western Europe where the youth aspired to move away from wild capitalism, their counterparts in Socialist Federal Republic of Yugoslavia (SFRY) lived in a different social order, namely Communism. Thus, the Westerners were mobilized for countercultural reasons, whereas students in SFRY were demanding ‘better implementation of Communism’. The demands in SFRY were mostly of social nature and centered on a critique of the bureaucratization of the Party, but they did not necessarily threaten the SFRY political system. However, the 1968 SFRY student movements are still considered very important because they represent the first public criticism of self-management socialism. This paper argues that the student movements of 1968 did not have the same character in the West and SFRY. Additionally, they did not have the same character even within SFRY: while in Belgrade, they were primarily socially motivated, the student demonstrations in Zagreb and Prishtina were also considered as nationalist. Nevertheless, the 1960s were the rhetoric decade when important developments took place in global, regional (SFRY) and local level (Kosovo) due to the actions taken by students. Several authors and concepts of social movements contexts will govern the main arguments of this paper. In addition, a wide range of newspaper articles, archival documents, personal interview materials on this subject will be consulted and analyzed to gain an understanding on the influence of these movements as well as how the global wave of revolt passed through SFRY.
Amber Ivanov (Universiteit Gent)
0ver de hagiografische tekst van de heilige Thecla bestaat enige onduidelijkheid: gaat het hier immers om een martelaarsakte, of een heiligenleven? Of blijft het een apocriefe handelingentekst, uit het repertoire gewijd aan apostel Paulus? Wanneer je de tekstoverlevering van Thecla’s tekst in het Oud- en Kerkslavisch van naderbij bekijkt, zie je dat de tekst wordt aangekondigd met verschillende titels, waaruit blijkt dat men ook in de Slavische middeleeuwse traditie niet goed wist tot welk literair ‘genre’ deze tekst precies behoorde. Men kan zich afvragen of nog andere elementen duiden op deze onduidelijkheid. Daarom wil ik in deze lezing graag even stilstaan bij de collecties, waarin deze tekst tot ons is overgeleverd in de Slavisch-middeleeuwse receptie. De types collecties en zo ook de inhoud van deze collecties vertellen ons meer over het belang en de rol van de tekst gewijd aan de heilige Thecla.
Jonas Vanderschueren (Universiteit Gent)
For two centuries now there has been an acceleration of mobility, proximity and exchange (of information, goods and people). With the development of digital technology and new network technologies exploiting those capabilities, these characteristics have entered a new phase of development in which they are radicalizing beyond anything imaginable in the previous two centuries. Yet thanks to the prevailing global power dynamics they are today exacerbating existing inequalities and fueling the creation of new ones, turning access to global mobility into a major source of inequality: the difference between a banker flying from New York to Frankfurt on a weekly basis and a Syrian refugee fleeing war is stark.
This raises the question of how theatre, both as an art form and as an institution, can relate to society. What do we show to whom, and why?
In this lecture I propose a radical direction, in which we attempt to create an emancipatory space within existing theatre institutions as a first step to create more solidarity within the theatre field. How can theatre contribute to a (radical) emancipation out of inequality and (symbolic) violence? How can we use the reproductive force of theatre as a way to challenge dominant narratives striving for hegemony, and use it instead to create a polyphonic space where alternative narratives can flourish. Through its social nature, theatre is one of the most political of the arts: therefore it is essential to think about how that political power can be used to contribute to the struggle for a more democratic, a more equal, and a fundamentally more emancipated society.
Tilde Geerardyn (Universiteit Gent)
Nationalisme (voorliefde voor het eigen volk) en kosmopolitisme (wereldburgerschap) worden vaak als tegengestelden beschouwd. Toch probeerden vele academici de laatste jaren om een brug tussen beiden te bouwen en een plaats te geven aan dubbele en meervoudige loyaliteit. Malachuk (2007) toonde aan dat het discours rond ‘nationalistisch kosmopolitisme’ vaak gekleurd blijft. Veel kosmopolieten zien nationalisme nog steeds als een obstakel op de weg naar één wereld, terwijl nationalisten kosmopolitisme als iets artificieel blijven beschouwen. Onderzoek naar kosmopolitisme in de 19e eeuw – wanneer nationalisme net de kop op stak – heeft echter aangetoond dat beide zienswijzen perfect samen kunnen gaan: toen werden ze vaak als complementair en zelfs als overlappend gezien (o.a Chea 1998, Malachuk 2007, Wohlgemut 2009).
In deze lezing stel ik de case van Janko Lavrin (1887-1986) voor. Hij was een Sloveense expat die werkte als journalist, literair criticus en uitgever in prerevolutionair Sint-Petersburg. Na de Russische Revolutie verhuisde hij naar Groot-Brittannië waar hij snel werd aangesteld als professor Russische literatuur aan Nottingham University. Lavrin liet vele sporen na in de literaire ruimte in Oost- en West-Europa, maar wordt over het algemeen als een ‘minor figure’ beschouwd. Dit heeft onder andere te maken met zijn fluctuerende overtuigingen: gedurende zijn hele carrière, zowel in Rusland als in Groot-Brittannië, kan hij afwisselend met links en rechts geassocieerd worden. In mijn onderzoek stel ik dat deze veranderende overtuiging eigenlijk een symptoom is van het wereldbeeld dat Lavrin ontwikkelde tijdens zijn vroege carrière in Rusland. Als reactie op de spanning tussen het imperialisme van grootmachten in Europa en het groeiende nationaal bewustzijn van de minderheden binnen hun grenzen ontwikkelde Lavrin een visie die nationalisme en kosmopolitisme vermengt – net zoals sommige 19e-eeuwse denkers en schrijvers deden. In zijn ogen was lokaal of nationaal onderscheid een middel en zelfs een voorwaarde voor een universele mensheid.
In deze lezing zal ik focussen op het eerste document waarin Lavrin’s wereldbeeld naar boven kwam: het programmatische tijdschrift Slavjanskij mir. Ik zal tonen hoe Lavrin de literaire sectie van het tijdschrift samenstelde en vorm gaf om een afspiegeling van zijn ideale wereld te creëren.
Phaedra Claeys (Universiteit Gent)
Na de Revolutie van 1917 verlieten meer dan een miljoen Russen hun vaderland en vonden een nieuwe thuis over de hele wereld, de meesten onder hen in Europa. Geprangd tussen het prerevolutionaire Russische verleden, het nieuwe Sovjet-heden en de westerse gastlanden leidde de Russische emigratiegemeenschap, vaak ‘Russia Abroad’ genoemd, een eigen sociaal, politiek en cultureel leven. Op die manier creëerden ze een specifieke emigratie-identiteit. Hoewel Greta Slobin (2013) de term ‘triangulation’ gebruikte om te verwijzen naar het proces dat de (hoge) literatuur van de Russische emigratie tijdens het interbellum beïnvloedde, kan dit concept opengetrokken worden naar de Russische emigratiecultuur en –identiteit in het algemeen; die ontwikkelden evenzeer in dialoog met deze drie belangrijkste invloedssferen, ofwel de drie soorten ‘andere’ voor de Russische emigratie-identiteit.
Een belangrijk tijdsdocument dat getuigt van het dagelijkse leven en de cultuur in de Russische emigratie is het populaire mainstream tijdschrift Illjustrirovannaja Rossija (1924-1939, vanaf nu IR). Het tijdschrift omvatte alle aspecten van het emigratieleven door een diverse mix aan te bieden van zowel highbrow en middlebrow materiaal in verschillende genres en vormen, en focuste niet alleen op emigratietopics maar behandelde ook prerevolutionair Rusland, het Westen en de Sovjet-Unie. Een vaste waarde in IR was humor en satire: naast een aantal humoristische rubrieken publiceerde IR ook wekelijks cartoons, zowel binnen het tijdschrift als op de cover. Deze cartoons gingen vaak over de identiteit van Russia Abroad en hun positie ten opzichte van de prerevolutionaire, Sovjet en westerse andere.
In deze lezing analyseer ik de cartoons in IR die gaan over identiteit, zowel die van Russia Abroad als van de drie anderen. Hoe beelden deze cartoons de Russische emigratie-identiteit af, en wat is de verhouding tot de anderen? Zijn er alleen verschillen of ook overeenkomsten? En is de andere altijd extern of is die ook een inherent deel van Russia Abroad?
Pieter Stockmans (MO* Magazine)
Pieter Stockmans volgt het mondiale optreden van de Europese Unie, het Europese vluchtelingenbeleid, de evoluties in Oost-Europa en de regio ten oosten van de EU. Met een bijzondere aandacht voor Polen, Hongarije, Roemenië, Bosnië en Herzegovina, Oekraïne en Rusland. Van 2010 tot begin 2016 werkte hij als freelance onderzoeksjournalist. Hij reist al tien jaar door Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Hij publiceerde voor MO* Magazine, Knack, De Standaard, Middle East Eye en Al Jazeera English. Hij deed terreinonderzoek naar de Israëlische bezetting van Palestina, de opstanden in Egypte en Tunesië, radicalisering en terrorisme. Hij verbleef ingebed bij Syrische vluchtelingen in de buurlanden van Syrië en op hun weg naar Europa, bij de Koerden in Syrië en Irak, bij Hezbollah in Libanon, bij islamisten en jihadisten in Jordanië en Tunesië. Samen met VRT-journalist Majd Khalifeh lanceerde hij het journalistieke project Tussen Vrijheid en Geluk. Met islamoloog Montasser AlDe’emeh schreef hij De Jihadkaravaan (Uitgeverij Lannoo, 2015). Pieter Stockmans heeft een rechtendiploma en een diploma internationale betrekkingen aan de KULeuven. Daarna volgde hij het Postgraduaat Internationale Onderzoeksjournalistiek te Mechelen. Naast zijn werk bij MO* verricht hij freelance journalistiek en geeft hij lezingen.
Meer informatie
Prof. Dr. Julie Hansen (University of Uppsala)
This presentation examines how historical understandings of the Stalinist period are problematized in the novel Kamennyi most by Alexander Terekhov (2009; Eng. trans. The Stone Bridge). The narrative is based on an actual event in 1943, when the son of the Soviet Minister of Aviation is believed to have murdered his girlfriend—daughter to the Soviet ambassador to Mexico—because she refused to remain with him in Moscow. In the novel, this case is re-investigated by the narrator-detective, whose findings suggest alternative interpretations of the event. The novel can be described as a work of faction, in that it mixes documentary and fictional narrative modes. My analysis focuses on the functions of the sources used in novel, which include archives and a variety of literary and documentary texts. Drawing upon Linda Hutcheon’s concept of historiographic metafiction as a prominent feature of postmodern texts, I will examine how this novel functions as a site of negotiation between past and present, providing at the same time a commentary on broader questions of memory, history and silence in a totalitarian society.
More information
Prof. Dr. Raymond Detrez (Universiteit Gent / KU Leuven)
De lezing richt zich specifiek op een aantal overeenkomsten tussen de gărkomani (Bulgaarse stadsbewoners in de negentiende eeuw die Grieks spraken) in Plovdiv en de Franstalige Vlamingen in Brussel in de negentiende eeuw. De lezing focust op de vreemde gemengde talen die in beide steden worden gesproken en op de sociale en politieke randvoorwaarden van het verschijnen en verdwijnen van deze talen. Behalve “autobiografische” omstandigheden (Raymond Detrez is een Belg die zich met Balkanstudies bezighoudt) hebben ook wetenschappelijke overwegingen de spreker er toe gebracht om precies deze twee steden te selecteren: precies in Plovdiv leefde het grootste aantal gărkomani, en het is uiteraard in Brussel dat er zo’n groot Franstalige Vlamingen te vinden was.
Prof. dr. Biljana Dojcinovic (University of Belgrade, Serbia)
This lecture focuses on the works and voices of silenced and sidelined talented Balkan women authors. At the centre of this lecture is the research project Књиженство, which aims at reconstructing the often forgotten and hidden landscape of Serbian women writers and their texts up to 1915. Soon, the project will extend its time span, and include the works of the poet, writer and translator Desanka Maksimović. Her translations were published in a 1969 anthology that included the poems of Blaga Dimitrova, a Bulgarian women writer. The interrelations between the translator and the poets point at a network of transnational interactions, an element that can contribute to the further study of Balkan women writers.