Russian poetry in the post-postmodernist era

Willem G. Weststeijn (Universiteit van Amsterdam)

Contrary to the nineteenth century, the first three decennia of the twentieth century and the 1970s and 1980s, contemporary Russian literature, the literature of the “nulevye gody”, cannot boast world-famous writers. The last two Russian authors who created themselves an international reputation, the Nobel Prize winners Solzhenicyn and Brodsky, have died, and there do not seem to be any successors of the same stature.

As regards Russian poetry, it is customary to call the time of Pushkin its Golden Age, the beginning of the twentieth century (Symbolism, Acmeism and Futurism) the Silver Age and, less customary, but certainly justified, the end of the twentieth century the Bronze Age, with Brodsky as its apex. The Bronze Age of Russian poetry more or less coincided with Postmodernism. This movement having come to an end at the close of the twentieth century, it is not easy to see what the main features are of the new and present cultural period, which, for want of a better name, we for the time being call  Post-postmodernism. Russian poetry of this period is extremely variegated and ranges from daring experimentation to religiously inspired, formally traditional works. In the lecture I will tentatively discuss the main tendencies and the main authors in present-day Russian poetry.

Het Bdinski sbornik project, of Editiefilologie tussen artefact en archetype, tussen papier en bytes

Lara Sels (KULeuven / UGent)

Het Gentse Bdinski Sbornik-project beoogt een innovatieve digitale editie van het Slavische handschrift dat in de Gentse Universiteitsbibliotheek wordt bewaard onder het nummer 408, wellicht de belangrijkste codex slavicus in een Belgische collectie. Dit handschrift, dat specialisten kennen als de Bdinski sbornik, bevat een hoogst interessante collectie van Vitae van uitsluitend vrouwelijke heiligen. Het eerste deel van de presentatie is gewijd aan 1) het handschrift en haar tekstcollectie, 2) vroeger onderzoek en editie­geschiedenis, en 3) het opzet en de stand van zaken van het project en de eerste resultaten van het onderzoek.

In het tweede deel van de uiteenzetting komen enkele methodologische vragen aan bod die zich aandienen bij het uittekenen van de krijtlijnen van het project: Hoe moet of kan de nieuwe editie – en bij uitbreiding een 21ste-eeuwse paleoslavistische editiefilologie – er uit zien? Kan een editie van het handschrift (als artefact en tekstdrager) gecombineerd worden met een editie van de tekst(en)? Wat betekenen termen als ‘diplomatische’ of ‘kritische editie’ in een digitale omgeving? Hoe willen we de tekstcollectie in de Bdinski sbornik benaderen: als een verzameling van individuele teksten of als een tekst op zich? Welke tekst(en) willen wij de lezers-gebruikers voorschotelen en wat is onze rol als uitgever daarin? Hoe gaan we om met de Griekse brontekst(en) van Oudslavische heiligenlevens, die tenslotte deel uitmaken van complexe meertalige teksttradities? Enkele recente paleoslavistische tekstedities – zowel papier als digitaal – worden aangehaald als voorbeeld.

Native Speakers of Russian in Interethnic Communication: Sociolinguistic Situations and Linguistic Strategies

Kapitolina Fedorova (European University, Saint-Petersburg)

Linguistic strategies used by native speakers of a given language when communicating with non-native speakers usually are described as a part of foreigner talk register specific for this language, and this register can be studied not only as a linguistic system but as a part of human behaviour reflecting social norms, settings, and attitudes towards non-native speakers and social roles performed by them. What is more, actual communication and people’s ideas about this communication, their linguistic stereotypes can be very different. The lecture deals with Russian Foreigner talk. Three sets of data will be used for comparison: stereotypical representations obtained through interviews and questionnaires (1) and actual speech records made in two rather different social situations in St. Petersburg (2) and in the Russian-Chinese border area (3). In both real-life communication cases informal conversations between native and non-native speakers of Russian were recorded but social roles performed by Russian speakers and their foreign interlocutors were quite different. As a result, linguistic patterns as well as language attitudes differ considerably in these situations, and their relation to linguistic stereotypes obtained indirectly can be more or less close.

Kunnen nationale identiteiten naast elkaar bestaan? Het geval van Montenegro tijdens de Joegoslavische twintigste eeuw

Pieter Troch (Universiteit Gent)

De sterk gepolitiseerde polarisatie van de Montenegrijnse samenleving rond de kwestie van Montenegrijnse onafhankelijkheid leidde uiteindelijk tot een nipte meerderheid voor Montenegrijnse onafhankelijkheid in 2006. Deze politieke tweedeling wordt vergezeld door een geleidelijke identiteitswissel in de richting van een duidelijke Servisch-Montenegrijnse nationale splitsing. In deze presentatie situeer ik deze ontwikkeling binnen de wisselwerking tussen Servische en Montenegrijnse nationale identiteit in de lange termijn van de Joegoslavische twintigste eeuw. Ik beargumenteer dat bij aanvang van de modernisering van de Montenegrijnse staat en samenleving rond de vorige eeuwwisseling een Servische en Montenegrijnse schaal van nationale identificatie naast elkaar voorhanden waren en dat deze complementaire benadering in het Socialistische Joegoslavië zelfs werd gehanteerd in de institutionalisering van nationale identiteit in Montenegro. Als gevolg van de voortdurende politieke en bredere maatschappelijke relevantie van nationale identiteit in de Joegoslavische context werd die complementaire benadering echter meer en meer verdrongen door een exclusieve benadering die vertrekt vanuit de onverenigbaarheid van Servische en Montenegrijnse nationale identiteit. Recente tendensen in de context van de institutionalisering van nationale identiteit in het onafhankelijke Montenegro lijken te wijzen op een (onomkeerbare?) verspreiding van deze benadering bij de brede bevolking.

The Digital Medievalist

David J. Birnbaum (University of Pittsburgh)

The term “digital humanities” (DH) describes an interdisciplinary set of methods and methodologies involving the integration of computation into research and teaching in the humanities. The speaker will describe applications of DH methods in his own work as both scholar and teacher of Slavistics and Medieval Studies, demonstrating a range of projects and the tools he has designed and built to support editing, exploring, analyzing, and visualizing the contents of medieval Slavic manuscripts. The speaker has been a leader in the DH community since the mid-1980s, and currently teaches a university course entitled “Computational methods in the humanities,” where students learn to write original computer programs, similar to the ones to be demonstrated, to facilitate their own research in the humanities. That course is cross-listed in eight academic departments, including languages and literatures, history, and religious studies.

De val van de Russische Avant-garde

Sjeng Scheijen (Universiteit Leiden)

Kort na de Russische revolutie leek de Russische Avant-garde de wind in de zeilen te hebben. Avant-gardisten bekleedden invloedrijke posities binnen cultuurinstellingen van de nieuwe Sovjet-staat, nieuwe educatieve instellingen werden opgericht met een expliciet Avant-gardistisch program en Avant-gardisten werden gevraagd om grote publieksmanifestaties vorm te geven, zoals de eenjarige viering van de revolutie in 1918. Al snel bleek echter dat de Avant-gardisten zowel binnen het culturele establishment als binnen de nieuwe bureaucratie op felle tegenstand konden rekenen. De strijd om culturele hegemonie die daarop losbarstte, verloren de Avant-gardisten uiteindelijk. Deze lezing behandelt de politieke en cultuurhistorische context van deze strijd, en de beschouwt de rol die de Avant-gardisten zelf speelden in hun uiteindelijke ondergang.

Translating or Hating: John’s VI Kantakouzenos Anti-Islamic Dialogues and their Late Medieval Slavonic Translation

Adelina Angusheva-Tihanov (University of Manchester)

The medieval cultures of Southern and Eastern Slavs are often regarded as a result of a colossal process of translation and adaptation of Byzantine cultural and literary models. Indeed, Orthodox Slavic literatures owe to Byzantium not only their aesthetic principles and discursive practices, themes and imagery, textual patterns and genres, but also a large volume of texts translated from Greek, and circulated in various milieus from the Balkans to Northern Russia for more than seven centuries. Further, within this temporal and spatial frame, the translation techniques changed several times to reflect deeper transformations of the ideological and educational strategies in the Slavic cultures. And yet, as most recent studies show, medieval Slavic interpreters had been particularly selective while choosing texts for translation from the Byzantine literature. For example, almost no Greek epigram, satirical work or liturgical drama was translated in the South Slavic literatures; a relatively small number of the Byzantine works belonging to the genre of the theological discourse and doctrinal disputation appeared in Slavic translation.

My paper will focus on one important exception – the Slavic translation of the Emperor John’s VI Kantakouzenos treatises against Islam. Written in the second half of the fourteenth century – time of religious confrontations and political turmoil in the Balkans, the texts developed further the typical medieval form of inter-religious dogmatic disputation. The translation, done probably at Mount Athos in the 1390s, not only presents a genre less popular in the Slavic literatures, but also reflects vital and pressing questions for the fourteenth-century Balkan society and culture. Moreover, while the earlier Slavic manuscripts containing John’s Kantakouzenos dialogues show compilers’ interest in all the emperor’s polemic works and demonstrates the active Balkan monastic (Hesychastic) network; the later, sixteenth-century codices, copied after the establishment of the Ottoman empire on the peninsula, witness a growing attraction to the anti-Muslims’ texts only (cf. for instance Ms Gaster 2082, John Rylands Library, Manchester). Studying the techniques applied by the Slavic interpreter(s) and the specific rendition of the key dogmatic and theological terms, I will try to contextualize this translation within the corpus of theological texts known to the late fourteenthcentury Slavs.

Further, I will be looking closely at the cultural policies which provoked the appearance of this translation, as well as at the shifts in the cultural framework distributing the emperor’s translated works. Having in mind that the first-hand knowledge of Islamic theology was almost nonextant among the Balkan Slavs even in the 16th c., I will try to analyse the role of the translation in forming the perception of the Muslims and their faith in the late medieval Balkan Christian communities.

Pre-nationale collectieve identiteiten op de Balkan

Raymond Detrez (Universiteit Gent)

De cultuurhistorische ontwikkeling in Zuidoost-Europa werd tot het einde van de achttiende eeuw gekenmerkt door convergentie. Het uitvoerigst bestudeerde aspect van deze culturele convergentie is de Balkan talenbond. Naar het model van deze talenbond kan, althans op het niveau van de volkscultuur, ook een Balkan ‘cultuurbond’ worden geconcipieerd. Op het niveau van de hoogcultuur moet een onderscheid gemaakt worden tussen de diverse religieuze gemeenschappen. De orthodoxe
christenen vormden tegen het einde van de achttiende eeuw binnen het Osmaanse Rijk een hechte en tamelijk homogene gemeenschap. Wij hebben geprobeerd om deze gemeenschap te beschrijven in termen van een (supra-etnische) proto-natie (A. Smith, E. Hobsbawm) met een eigen naam, territorium, instellingen, taal, religie, cultuur enzovoort.

De aanname van het bestaan van een dergelijke gemeenschap maakt het mogelijk bepaalde culturele, met name literaire fenomenen adequater te beschrijven. Ze gaat ook in tegen een primordialistisch begrip van de natie doordat ze de religieuze en niet de etnische of nationale gemeenschap vooropstelt als het collectief waaraan het individu ‘supreme loyalty’ (H. Kohn) meent verschuldigd te zijn. Bepaalde etnocentrische en mythologiserende interpretaties van de geschiedenis kunnen aan de hand van de ‘orthodoxe cultuurgemeenschap’ zoals die vóór de negentiende eeuw bestond in twijfel worden getrokken.

De Roma: op zoek naar maatschappelijke inclusie in een Europese context

Peter Vermeersch (KU Leuven)

Europese beleidsdebatten over de precaire maatschappelijke, politieke en economische situatie van (het merendeel van) de Romabevolking in Europa zijn niet nieuw. Al in de vroege jaren negentig trokken internationale niet-gouvernementele organisaties aan de alarmbel. Ze wezen toen op de uitsluitingsmechanismen en marginaliseringstendensen waarvan vooral de Roma in Centraal en Oost-Europa te lijden hadden. Nationale overheden voerden er bovendien geen adequaat beleid. Sinds de
uitbreiding van de EU naar Centraal Europa klinkt het debat luider en zijn ook de instellingen van de EU zich expliciet gaat buigen over de aanhoudende Romaproblematiek. Er is een nieuwe kritische fase aangebroken: de EU-instellingen bouwen voort op de inzichten en interpretatiekaders die zijn ontstaan in eerdere internationale beleidsdiscussies, maar ze definiëren ook nieuwe prioriteiten. Daardoor beïnvloeden ze de initiatieven van andere internationale organisaties en van Roma-activisten.
De betrokkenheid van de EU vertegenwoordigt dus niet alleen de meest recente fase van een al eerder ingezette (en verre van afgelopen) beleidsdiscussie waarin Europese instellingen, nationale overheden en Roma-activisten elk een stem hebben. In deze recente fase zijn er ook nieuwe assen van competitie tussen deze verschillende actoren ontstaan. We hebben met andere woorden te maken met een Europese discursieve ruimte waarbinnen de vorming en contestatie plaatsgrijpt van nieuwe beleidskaders en narratieven met betrekking tot de Roma. Deze lezing is een korte verkenning van deze nieuwe Europese discursieve ruimte.